Aalscholvers

Bladwijzer naar aanvulling dd. 17-1-2008 over professionele elektrische vogelwering

zwemmend vleugels drogend vliegend

Rond 1960 waren er in Nederland ca. 1150 broedparen. In 2000 waren dat er al 15 à 20.000. Vooral de afgelopen 10 à 20 jaar is het aantal aalscholvers in Nederland enorm toegenomen. Ze hebben de hinderlijke gewoonte om bovenin de wiek te gaan zitten om hun vleugels te laten drogen. De aalscholver heeft namelijk niet zo'n goede waterafstotende vetlaag als andere watervogels. Daarom zitten ze vaak met gespreide vleugels in de zon om op te drogen. Ondertussen schijten ze ze hele zaak onder. Het is werkelijk onvoorstelbaar zoals ze in een paar dagen tijd de hele molen wit kunnen poepen. Hieronder het achterwaterloopdek na een afwezigheid van drie dagen!

En die poep laat zich nog moeilijk verwijderen ook. Er valt bijna niet tegen te schrobben. En met de hogedrukspuit blaas je het er ook niet eens af (wel de verf als je te lang spuit!). Als je in de wieken klimt grijp je af en toe in uitgekotste vissendarmen. Loop je buiten met blote voeten in het gras, trap je opeens in een afgekloven vissengraat! Kortom, ze bezorgen de molenaar enorme overlast. Afschieten mag niet, ze zijn beschermd.

Foto: Jolanda Krijnen, internet

Op zich zijn het prachtige vogels, maar ik kan ze wel schieten!

Ook in het waddengebied is hun aantal enorm toegenomen, zie onderdstaand grafiekje:
     Ontwikkeling van broedkolonies aalscholvers in het waddengebied
     Grafiek van Gerbrand Gaaff op basis van SOVON-tellingen


 

Wat doe je er tegen? Ik heb eerst eens geëxperimenteerd met een ronde stok, evenwijdig aan en boven de bovenste heklat. In de uiteinden had ik spijkers geslagen, en de stok draaibaar gemonteerd. Het idee was dat ze zich met hun poten niet goed vast zouden kunnen houden aan een draaibare stok. Nou, vergeet het maar, hoe ze het voor elkaar kregen weet ik niet, maar ze zaten er gewoon bovenop.
Toen heb ik op de bovenste heklat een plastic hoekprofiel geschroefd, met het idee dat de scherpe rand daarvan wel niet zo aangenaam zou zijn om op te zitten. Ook dat hielp niet. Ze zaten er gewoon op!

Toen heb ik mijn heil gezocht in schrikdraad. Alleen kun je niet, zoals in het weiland tegen het vee, met één draad volstaan. In het weiland staat het spanningsverschil tussen draad en aarde, en dat werkt goed omdat een koe, paard of schaap met z'n vier poten gewoon op de grond staat. Maar zo'n aalscholver staat niet met één poot op de grond en met z'n andere op de wiek, dus moeten er twee blanke draden vlak naast elkaar komen; een aarddraad en een spanningsdraad.

Ik ben daar eens mee gaan experimenteren, en het werkte! Aanvankelijk een schrikdraadapparaat bovenin de kap, en door het luik in de voorkeuvelens de draden naar buiten, langs het bovenste end omhoog naar de bovenste heklat. Als ze daar op daalden kregen ze een flinke schok te voelen aan hun (veelal natte!) poten.
Alleen was het probleem dat ze toen verhuisden naar de dwarse enden; op de voorzoom van de gaande, en de achterzoon van de komende wiek! En na een weekje afwezigheid was wéér alles wit gescheten! Toen ben ik ook die voor- en achterzoom van schrikdraad gaan voorzien. En dat hielp.

Probleem was vervolgens dat hier aan de kust het gegalvaniseerde ijzerdraad dat als schrikdraad wordt verkocht binnen een paar jaar flink roestig is geworden. Dat geeft roest op je hekwerk, en het is geen gezicht. Toen ik in april 2003 nieuw hekwerk aan de wieken kreeg, ben ik daarom overgegaan op blank vertind koperdraad, zoals dat voor aardleidingen in elektrische installaties wordt gebruikt. Alleen is dat draad erg zacht, en vertoont het binnen de kortste keren deuken, bochten en knikken. Iemand op de HTS deed me toen het idee aan de hand om dat draad eerst aan één kant vast te zetten, aan de andere kant in de kop van de boormachine te zetten, en dan, onder het uitoefenen van een flinke trekkracht, te torderen. Gewoon de boormachine langzaam een flink aantal omwentelingen laten maken. Het effect is verrassend: na die behandeling ligt de draad als een staaf in het gras! Snaarstrak!

En zo heb ik (voorlopig nu voor één stand van het wiekenkruis) drie enden voorzien van schrikdraad; de bovenste heklat van het bovenste end, de voorzoom van het gaande end en de achterzoom van het komende end. Waar het zeil om de voorzoom ligt geklampt heb ik de draden onderbroken, om beschadiging van het zeil te voorkomen.

Het vastzetten van de draden vereiste ook enige inventiviteit. Ze moeten natuurlijk geïsoleerd zijn ten opzichte van elkaar. Bij mijn eerste experimenten gebruikte ik als isolatoren van die injectiepluggen (ook wel ventielen genoemd) die ze bij de houtwormbestrijding in het hout boren. Die zijn van kunststof, en isoleren goed. Het kogeltje dat er in zit tikte ik eruit, en ik sloeg er een RVS spijker doorheen. Daar zette ik de draden aan vast. Het was geen geweldige oplossing, de spijkers kwamen vaak weer los.

Toen ben ik overgegaan op kroonsteentjes (tegenwoordig van plastic). Blokjes van twee. De draden er doorheen, netjes naast elkaar, en het "steentje" met een koperen schroef vastgezet. Dat werkte maar.... de metalen busjes in de kroonsteentjes zijn wel van messing, maar de schroefjes niet. Dus die gaan roesten. Krijg je na een paar maanden al niet meer los, en geven roestwatersporen. Daarop ben ik (na een moeizame speurtocht langs verschillende ijzerwaren leveranciers) uiteindelijk aan messing boutjes gekomen, die ik nu in de kroonsteentjes zet in plaats van de schroefjes die erin zitten als je ze koopt. Ze hebben wel een grotere kop, maar dat is niet zo erg.

Voor de aanvoerleidingen langs de wieken heb ik gebruik gemaakt van zwart installatiedraad. Om de molenvoet heb ik, boven de bestaande ringleiding van de bliksemafleider, een tweede ringleiding van dat blanke koperdraad gemaakt (aan schrikdraadisolatoren). Daaraan koppel ik na het malen de spanningsdraad die aan het onderste end zit, en naar boven naar de askop loopt, waar hij zich naar drie kanten vertakt.
Bij blikseminslag verwacht ik geen grote problemen; immers één van de twee draden is geaard, en op verschillende plaatsen geleidend met de roeden verbonden. Zou de bliksem in de andere (spannings-)draad slaan, dan is de afstand tussen de twee draden zo gering dat de bliksem onmiddellijk overslaat naar de aarddraad. Wel is het mogelijk dat de spanningsgever in de schuur kapot gaat, zoals ook wel eens bij boeren gebeurt als de bliksem in het schrikdraad van een weideafrastering slaat.

Het aanleggen is allemaal heel erg veel werk geweest, het kostte vele vele uren om het allemaal te monteren. Maar als ik wel eens na het malen de spanning vergeet in te schakelen, en ik kom na een weekje terug op de molen, en alles maar dan ook alles is weer wit gescheten, dan vind ik dat de moeite toch niet voor niets is geweest.

Het werkt niet alleen tegen aalscholvers, ook tegen kraaien. En die kunnen er ook wat van, wat schijten betreft. Eens ging ik van de molen weg, en toen ik een paar honderd meter van de molen was kwam er net een grote wolk kraaien aanvliegen die zich van de molen meester wilden maken. Ze daalden op alle wieken, maar de een na de ander die dat probeerde en een schok aan z'n poten voelde, steeg weer op. Probeerde het nog eens op een ander end, met hetzelfde resultaat, en na enkele minuten was de hele zwerm weer vertrokken.

Tenslotte volgen enkele foto's van de installatie:

Het schrikdraadapparaat bevindt zich in de schuur. Een onder-grondse leiding loopt naar de molen en gaat daar naar de ringleiding. De schrikdraad-ringleiding aan de weeg. Daaronder de ringleiding van de bliksemafleider. Een zelfgemaakt aluminium klemmetje om de draad die van de onderste wiek komt te koppelen aan de ringleiding.
De twee draden langs de bovenste heklat van het end dat na het malen boven komt te staan. De aalscholvers gaan niet alleen op de bovenste heklat zitten, ook op het uiteinde van de roed, op de rand van het windbord of zelfs op de rand van de voorzoom. Dus is dit allemaal met schrikdraad afgeschermd. De draden langs de voorzoom van het gaande end.
Nog een foto van de voorzoom. Omdat de draden niet te dicht langs het hout moeten lopen is onder de kroonsteentjes met twee koperen spijkertjes een dun latje gezet. De achterzoom. Detail van een kroonsteentje met daaronder een blokje hout als afstandhouder. In dit kroonsteentje zitten overigens (als experiment) een paar verschillende soorten nieuwe messing boutjes. De aansluiting van de draden op de achterzoom. De groene draad is een aarddraad die naar de roed gaat en daarmee een goed elektrisch contact maakt. De spanningsdraad is bij de askop doorverbonden met de toevoerleidingen.

Het ziet er allemaal nogal ingewikkeld uit, maar ik heb in ieder geval nu een "schone" molen. Dat kan mijn buurman van de Philistein niet zeggen. Die heeft deze voorzieningen niet, en die molen ziet er dan ook niet uit!

Aanvulling dd. 17-1-2008
Toch traden na verloop van tijd problemen op. Het plastic van de kroonsteentjes bleek niet tegen het uv-licht van de zon te kunnen. Na een jaar begonnen ze af te brokkelen, waardoor de busjes erin los kwamen te zitten en elkaar ginge raken. Via internet kwam ik achter het bestaan van een bedrijf dat elektrische vogelwering professioneel toepast: Gerdon Plus in Bennekom ( http://www.duivenwering.com ).
Het bestaat uit kunststof strips met daarin twee evenwijdige draden die half bloot liggen. Als experiment zijn toen in juli 2006 door dit bedrijf voor één wiekstand dergelijke strips aangebracht op voor- en achterzoom van de wieken van een roede, en op de buitenste heklat van de andere roede. Aangezien dit systeem mij goed beviel, zijn in oktober 2007 door dit bedrijf voor nog een tweede wiekstand dergelijke strips aangebracht. Hier volgen enkele foto's van dit vogelwering-systeem:


Het aanbrengen van de strips op de achterzoom. Dit gebeurt met kleine messing bolkop schroefjes.

De strip op de voorzoom. Duidelijk zijn de twee half blootliggende metalen draden te zien. De gleuven in de strips worden gebruikt voor het vastzetten met messing schroefjes.

Met een speciale krimptang worden de aansluitdraden met busjes vastgeklemd aan de draden van de strips.
Overigens worden deze strips wanneer zij op gebouwen worden aangebracht gemonteerd op kunststof afstandhouders, zodat ze vrij liggen van de ondergrond. Bij de wieken van een molen is dat niet mogelijk, daar hebben wij de strips dus direct op het hout geschroefd.