Boezem

De boezem is het stelsel van (ring)vaarten en kanalen waarop de molen uitmaalt, en dat zijn water loost op de Noordzee.

In Noord-Holland is dat voornamelijk "Schermerboezem" (ruwweg tussen Den Helder, Zaandam en Monnickendam) . Een belangrijke slagader van het noordelijk gebied van Schermerboezem is het Noord-Hollands Kanaal.

De boezem ligt er op een windstille dag rimpelloos bij.
Hier de Wimmenumervaart vanaf de kap.

Het water dat de Wimmenumermolen uitslaat komt eerst in de Wimmenummervaart. Na een paar honderd meter mondt die uit in de Bergerringvaart. Langs twee wegen (noord- en zuidtak) kan het dan naar het Noord-Hollands Kanaal vloeien. En dat kanaal voert het dan grootste deel naar Den Helder en, vooral bij noordenwind, naar Zaandam. In Den Helder wordt bij eb langs natuurlijke weg op zee gespuid, en bij vloed via een groot gemaal (De Helsdeur met vier elektrisch aangedreven pompen). In Zaandam pompt het Zaangemaal het water naar de Zaan, en vandaar naar het IJ en Noordzeekanaal. Uiteindelijk komt het dan in IJmuiden ook in de Noordzee.

Het peil van het boezemwater in gewoonlijk rond -0,40 m NAP, dus 40 cm onder NAP.

In tijden van hevige regenval kan de boezem al dat water niet of nauwelijks verwerken. Zeker vroeger toen er nog geen boezemgemalen in Den Helder en Zaandam waren, kwam het regelmatig voor dat het peil in de boezem zó sterk steeg (tot om en nabij NAP) dat dijken en kades over dreigden te stromen. Er werd dan een maalstop ingesteld, en alle molens en gemalen die uitsloegen op Schermerboezem moesten stoppen. Dat zogeheten "stopsein" werd via een vernuftig optisch communicatiestelsel doorgegeven. Daartoe was een groot aantal molens (en later stalen masten) uitgerust met een voorziening in de vorm van een blauwe vlag en 's nachts een witte lamp. Als een molenaar die zag moest hij onmiddellijk stoppen met malen.

De molenaar van Wimmenum kon vroeger twee seinmolens makkelijk zien: de molen van de Robonsbospolder bij Alkmaar, en die van de Sammerspolder bij Heiloo. Na het slopen van de Sammersmolen heeft daar nog vele jaren voor dit doel een stalen mast gestaan.

In de tachtiger jaren werd dit seinstelsel beëindigd, en vervangen door moderne communicatiemiddelen (telefoon). Bovendien leek het na 1980 eigenlijk nooit meer voor te kunnen komen dat het peil in Schermerboezem zo gevaarlijk hoog zou kunnen komen, omdat de gemalen in Den Helder en Zaandam voldoende capaciteit hadden.

Tot in 1994 er buitengewoon veel regen viel. En voor het eerst na ca. 15 jaar was het weer "peil" en moesten alle gemalen stoppen. Hernieuwd optreden van een stopsein is zeker niet denkbeeldig. Door o.a. de zeespiegelrijzing, de toegenomen hoeveelheid neerslag per jaar en het toegenomen percentage oppervlakte "bebouwd" zijn noodsituaties zeker niet uitgesloten.

 

Hieronder een kaartje dat het gebied van Schermerboezem aangeeft (het geel/groene deel).

Nog even terug naar de (Wimmenumer) vaart bij de molen. Zo'n vaart moet van tijd uitgebaggerd worden. We kwamen net één jaar op de molen toen dat (in 1954) gebeurde. Daarvoor werd de vaart steeds over een flink stuk afgedamd en drooggepompt. Met draglines op de dijk werd de vaart op diepte gebracht. De modder werd op de dijken gegooid.

Ook op het molenerf kwam een enorme bult bagger, waardoor we de molen nauwelijks meer konden bereiken. Bij het gemaal kon natuurlijk geen modder worden gedumpt, dat werd ernaast, aan de kant van de molen gegooid. Daar ontstond een extra grote bult, die nog heden ten dage zichtbaar is. De dragline had ook problemen met de draden van het bovengronds elektriciteitsnet. We hoorden dat de arm van de kraan de draden heeft geraakt, en dat de vonken er vanaf spoten. In de onderste draad waren daarna ook altijd nog een paar knikken te zien.

Bij het weghalen van een van de dammen (ca 200 meter ten noordoosten van de molen) ontstond er nog een kritieke situatie. Die dam zat in een bocht van de vaart, en het water perste zich met zo'n grote kracht door de opening die in de damwand werd gemaakt, dat de dijk dreigde weg te spoelen. En op die dijk stond op dat moment nog een dragline ook! De machinist rende naar zijn kraan, startte de dieselmotor, en reed nog net op tijd de kraan van de dijk af. Mijn vader heeft dat nog gefilmd.

 

Bij latere uitdiepingen (de eerstvolgende keer was 13 jaar later in 1967, foto hierboven) werd de vaart niet meer afgedamd, en werd met een drijvende kraan (dus niet vanaf de dijk) gewerkt. Natuurlijk veel en veel goedkoper, maar voor de boeren veel en veel minder leuk! Met de bagger kwamen enorme hoeveelheden water mee, die vanaf de dijk het land opliepen, soms over vele tientallen meters. Gelukkig konden we toen met Helder overeenkomen dat geen bagger op het molenerf werd gedeponeerd, maar dat dat aan de overkant bij hem op het land mocht komen.

In 1975 is de vaart opnieuw uitgebaggerd. Ook toen konden we onder bagger op het molenerf uitkomen.

 

In 1991 zijn de dijken opnieuw verhoogd, maar nu niet met bagger uit de vaart, maar met van elders per vrachtwagens aangevoerde klei. Bij ons inrijhek was een gronddepot gemaakt. Met een kraan werd de grond in boten overgeladen, die daarna naar de plek voeren waar de grond moest worden aangebracht. Daar werd het met een kraan tenslotte op de dijk aangebracht. De dijk op het molenerf was hoog genoeg, maar de dijk tussen gemaal en inrijhek werd ook in geringe mate verhoogd. Op de foto hieronder (genomen vanaf het topje van het gronddepot) zien we de werkzaamheden langs de Wimmenumervaart, die geruime tijd in beslag namen.