Pothuis

Het pothuis of pothok heeft wel een andere functie dan de pothuis van een Amsterdams grachtenpand! Daar bevond zich vaak een deel van de keuken met alle potten en pannen! In een rekening van J.Schuit uit 1918 wordt het het "pottehuis" genoemd.

Bij de schepradwatermolen is het een uitbouw van de weeg om het opgemalen water beter kwijt te kunnen. Een scheprad neemt het water namelijk nogal ver mee omhoog. Bij hard malen zit het pothuis echt helemaal vol met water. Als de Wimmenumer hard maalt en bij een hoge boezemwaterstand, wordt het water er gewoon "uitgeblázen"!

bij gewone snelheid (ca. 90 enden/min)

als-ie écht hard maalt! (12 juni 1998)

 

Het pothuis van de Wimmenumer is vroeger een centimeter of 35 langer geweest (de voorkant stond dus verder naar buiten). Bij de restauratie van 1967 wilde mijn moeder graag in de keuken een klein raampje hebben om naar buiten te kunnen kijken. Met het bestaande pothuis zou je niet veel uitzicht hebben gehad, want dan keek je tegen de zijwand van het pothuis. Na toestemming van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (ja, je verandert iets aan een monument, en dat mag zomaar niet) is het pothuis toen inderdaad iets ingekort, en door Jan Poland werd een raampje in de weeg gemaakt. Nu kan ik vanuit de keuken ook de Bosmolen zien draaien! En voor de waterafvoer is het niet echt een bezwaar; ik heb het luik van het pothuis tijdens het malen altijd open staan, en dan kan het water nog goed wegkomen.Op de foto is het raampje nog net zichtbaar.

 

Wachtdeur

Het pothuis geeft toegang tot de wachtdeur. Dit is een houten klep die voorkómt dat bij stilstaande molen het water terugloopt van de boezem naar de polder. Als het scheprad draait zorgt het opgemalen water er zelf voor dat de wachtdeur wordt opengeduwd. Er bestaan hangende wachtdeuren (eigenlijk meer een wacht-klep) en staande wachtdeuren. De Wimmenumer heeft een staande.

Een probleem kan zijn dat, als de deur erg ver openzwaait, deze niet meer uit zichzelf dichtgaat als de molen stopt. Enkele tientallen jaren had ik óp de wachtdeur een houten latje, dat voorkwam dat de wachtdeur 90° openzwaaide en niet meer dichtging. Maar een wachtdeur die niet maximaal openstaat is ook niet alles, want dat verkleint toch de uitstroomopening. Daarom heb ik in 1995 een andere constructie gemaakt met een nylon koord, een katrolletje en een stuk ijzer als contragewicht. Dat trekt de wachtdeur na het malen dicht. Het contragewicht heeft nog historische betekenis: het is de taats van de wateras die in 1988 is vernieuw. Dit stuk staal zat op het kopse end van de wateras aan de schepradzijde.

 

Soms komt het wel eens voor dat er iets tussen zit als de wachtdeur dichtslaat. Hij gaat dan niet helemaal dicht, en er blijft water teruglopen. Daar moet je als molenaar na het malen altijd op letten. In zo'n geval trek ik met de pikhaak de wachtdeur even een stuk open, zodat het vuil dat ertussen zat wegspoelt. Meestal sluit hij daarna meteen weer goed.

 

Toen wij de molen pas hadden, was de wachtdeur behoorlijk slecht (verrot). Er stroomde steeds water terug. Toen mijn vader dat hij het polderbestuur had gemeld, hebben die de wachtdeur laten verwijderen, en er een stenen muurtje voor in de plaats laten metselen. De molen zou toch nooit meer malen.....

Toen in 1967 echter de molen weer maalvaardig werd gerestaureerd, moesten de Polands de muur weer slopen, en vervangen door een nieuwe eikenhouten wachtdeur.

Nou heeft eikenhout ook niet het eeuwige leven, en inmiddels heeft Het Lange Rond deur en kozijnstijlen in 1982 ook weer vernieuwd. En thans, in 2003, is de deur eigenlijk weer aan vernieuwing toe. Het is precies op de waterlijn waar hij is gaan rotten. De rest is nog klokgaaf.

Terug naar Pothuis