Waarom hebben je ouders de molen gekocht?
Mijn ouders hadden na hun trouwen eerst negen jaar in Heiloo gewoond, in een mooi huis met een voor- en achtertuin. In verband met zijn werk voor Uitgeversmaatschappij Misset verhuisde mijn vader met het gezin in 1947 naar Amsterdam, naar een oud grachtenhuis. Mijn ouders misten daar wel erg het buitenleven. Ze maakten wel regelmatig uitstapjes, maar op een gegeven moment wilden ze toch ook wel graag iets meer "vast" voor de weekends. Ze zochten een woonboot, volkstuintje, buitenhuisje of iets dergelijks, en keken daarvoor dagelijks naar de "kleine advertenties" in de krant. En dat had succes op vrijdag 24 april 1953 stond in Het Parool onder de rubriek "Vacantieverblijven" een kleine advertentie waarin de Wimmenumer te huur werd aangeboden. (Zie "Stam je uit een molenaars geslacht?")
Op zaterdag 25 april gingen mijn vader en ik voor 't eerst naar de molen. 't
Leek wel wat, maar mijn vader durfde nog geen beslissing te nemen. De volgende
dag, zondag 26 april, gingen we opnieuw. Nu gingen mijn moeder en mijn broer
Peter ook mee. En nu was iedereen enthousiast, en werd tot huur besloten. Al de
volgende dag, 27 april, schreef mijn vader aan de secretaris van de polder
"Mocht de mogelijkheid van aankopen van de molen nog bestaan, zou ik gaarne als
eerste gegadigde de koopprijs vernemen."!
Daar ging het polderbestuur voorlopig niet op in. Het zag de molen ook alleen
als zomerbewoning. "f 150,- per seizoen" heette het officieel ook wat
betreft de huur. Maar wij kwamen er meteen het hele jaar door, zo verliefd waren
we meteen op dit plekje. Voor ons was het dus f 150,- per jaar!
Maar het polderbestuur gaf geen cent meer
uit aan onderhoud, mijn vader moest bijvoorbeeld (tegen de afspraken in) zelf de rietdekker en de molenmaker
laten komen en betalen. Verder knapten mijn ouders ook binnen erg veel op. Omdat
huurbescherming toen nog nauwelijks bestond, wilden mijn ouders toch wel graag
wat meer zekerheid, en vroegen het polderbestuur opnieuw of ze de molen
niet konden kopen. In 1954 stemden zij daarmee in, maar het duurde nog tot 1955
voor alles rond was. Het provinciaal bestuur verhinderde namelijk zuivere
aankoop, het moest "recht van opstal" worden. En zo kwam op 20 juli 1955 de
aankoop tot stand (officieel: "de vestiging van het recht van opstal op de
ondergrond van de windmolen en de daarbij behorende stenen schuur met
bijbehorend erf"). Bij die
gelegenheid heeft mijn vader bij een pottenbakker in Amsterdam onderstaand
wandbord laten maken:
Detail: