De achterste hanger is een onderdeel van de vang. Het is een verticale balk (rode pijl op de foto's) die hangt aan het voeghout. Omdat er nogal wat kracht op de achterste hanger komt als de vang "op klamp" wordt gelegd en wordt "nagevoeld", is de achterste hanger nog voorzien van twee schoortjes; een naar het voeghout, de ander naar de euvering.
De achterste hanger dient voor geleiding van de vangbalk tijdens het lichten of opleggen van de vang, en om de vangbalk in gelichte toestand te "parkeren". Daartoe is de achterste hanger uitgerust met een haak (=klink), een duim of een klamp. De achterste hanger van de Wimmenumer is uitgerust met een klamp (K op de rechter foto). Dit treft men voornamelijk aan in Noord-Holland. "De vang lichten" komt dus neer op "de vangbalk op klamp leggen".
![]() |
![]() |
![]() |
De vang ligt "erop". |
De vang is "gelicht". |
Nu vanaf achteren gezien. Hier is de klamp (eigenlijk een soort tafeltje) aan de achterste hanger goed te zien. Rechtsboven is nog het z.g.n lekentouwtje te zien dat om een kieft op de achterste hanger zit gewikkeld. Tegen het door onbevoegden lichten van de vang! |
Op de meest rechtse foto zien we bovenaan nog een kieft
zitten waar een touw omheen is geslagen. Dit touw loopt naar de vangstok, en het
dient om te voorkomen dat leken die buiten aan het vangtouw gaan trekken de vang
zouden lichten waardoor de molen zou kunnen gaan draaien. Verder belet het de
vangstok om erg heen en weer te gaan als het hard waait en de wind dwars op de
kap staat.
Vanwege het feit dat het een voorziening is tegen "leken" heb ik dat touw begin
zeventiger jaren bij de opkomst van de vrijwillige molenaars ooit "lekentouwtje"
genoemd. Een benaming die thans in de gehele molenwereld is ingeburgerd en ook
in de Basiscursus Vrijwillig Molenaar wordt gebruikt.