De twee voeghouten vormen de basis van de molenkap. Ze liggen op de euvering. Dwarsbalken op en tussen de voeghouten zijn van voor naar achter:
Windpeluw, 2 hangeniersbalken, ijzerbalk, penbalk, achterbalk.
De voeghouten worden aan de voorzijde zwaar belast; daar ligt het windpeluw (of "windpeul"), en daarop, via de halssteen, verreweg het grootste deel van het gewicht van de bovenas + wiekenkruis. Bovendien steken daar de voeghoutkoppen in weer en wind, dus dat vraagt om problemen; verrotten van de voeghoutkoppen, en doorbuigen ("druipen") van de voeghouten.
Ook bij de Wimmenumer hebben zich problemen voorgedaan. Al vóór 1953 is het rechter voeghout (aan de vang zijde) aan de zijkant over bijna de gehele lengte versterkt met een ijzeren plaat:
De pijlen wijzen naar de ijzeren plaat. Het emmertje linksboven
op de linker foto is om vetresten van de hals in te doen. De
elektriciteitsdraad op de linker foto is niet meer in gebruik. Hij was van een
blauw zwaailicht dat een aantal jaren op de vorst heeft gezeten.
Over de kop van ditzelfde voeghout zat een stuk lood of zink gespijkerd. Toen
Moejes dat een keer begin 80'er jaren verwijderde kwam er niet veel goeds
tevoorschijn! Er werd een restauratieplan gemaakt, subsidie aangevraagd, en in
1983 volgde een "polymeer-chemische restauratie", ofwel: reparatie met
kunsthars. Op de volgende foto's ziet u in vier stappen het
resultaat:
Al het rotte hout verwijderd.
Wat een "rotte kies"!
Gaten geboord, en 12
glasfiber staven diep in het voeghout gestoken
Een bekisting in het model van
de oorspronkelijke kop gemaakt, volgegoten met kunsthars, en de bekisting
weer verwijderd.
En na het schilderen is dit het
resultaat. Het voeghout kan er weer héél lang tegen.