Penbalk met pensteen

De penbalk (PB) is een mooie kromme verbindingsbalk tussen de voeghouten. In het midden ligt de pensteen (PS), waarin het achtereinde van de bovenas is gelagerd. Met de kromming van de balk wordt bereikt dat de pensteen voldoende laag komt te liggen, zodat het wiekenkruis onder de juiste hellingshoek komt te staan. AB is de achterbalk.

Ik vraag me af of de penbalk van de Wimmenumer uit een andere molen afkomstig is. Hij is namelijk maar liefst 5 cm te kort! Die ruimte is bij het voeghout aan de palzijde opgevuld met een grote wig (op deze foto nog net geheel rechtsonder te zien).

 

De penbalk heeft nóg twee functies:

1. Het laddertje is eraan bevestigd, om vanaf de kapzolder bij de as te komen. Bij veel molens is dat een eenvoudige "hanentree" bestaande uit één trapboom met dwarslatten. Bij de Wimmenumer is het een echt laddertje met twee trapbomen en 7 sporten. Loopt wel zo makkelijk! Het dateert vermoedelijk uit 1926; een rekening van Moejes vermeldt: "laddertje gemaakt".

2. De springbeugel is eraan bevestigd. Op de tweede foto aangegeven met SB.

 

 

 

 

 

De pensteen bestaat in feite uit twee stenen; één waar de pen van de as op rust, en één (de tegelsteen, TS op de foto) waar de as tegenaan drukt. Op die laatste komen best wel grote krachten te staan, want de hele winddruk op het wiekenkruis wordt door die tegelsteen opgevangen. Om die krachten op te vangen zit achter de tegelsteen het broekstuk BS. Dat zit op zijn beurt weer vast aan twee broekbalken BB, die met zware bouten (op de foto zichtbaar) aan de penbalk zijn bevestigd, en bovendien ook nog afsteunen tegen de achterbalk.

De reactiekracht van de overbrenging van bovenwiel naar bovenbonkelaar wil de gehele bovenas opzij doen schuiven. Daarom is op de penbalk nog een extra klamp K aangebracht die de achterste broekbalk BB extra steun geeft.

 

De springbeugel SB dient om te voorkomen dat, bij wind van achteren, de as aan de achterkant opwipt. Omdat de Wimmenumer een erg zware bovenas heeft met een enorme askop, treedt dat opwippen al gauw op. De ruimte tussen springbeugel en pen van de as was vroeger wel een centimeter of drie, en dat kwam de as dan omhoog bij storm van achteren! Met een klein houten klosje in het midden onder de springbeugel is die speling nu teruggebracht tot een halve centimeter.

 

Af en toe is het wel eens voorgekomen dat een hard deeltje tussen het bolle uiteinde van de pen en die tegel kwam te zitten, waardoor een snerpend geluid ontstond. Dat geluid wordt door de gietijzeren bovenas doorgegeven aan de roeden, en buiten hoor je de roeden dan dat geluid maken!

In 1996 is door Peter Heere de tegel verwijderd, schoongemaakt, en met een slijpschijf is de ronde uitholling voor de pen en het smeergootje weer een beetje opgeknapt. Hier links op de foto kun je mooi zien hoe het loopvlak van zo'n pentegel er nu eigenlijk uitziet.

 

Voor het smeren van de pen (en de hals) gebruik ik verschillende middelen; Shell Alvaniavet (vooral 's winters), talkvet (ook voornamelijk 's winters) en reuzel.

 

Tenslotte nog een tekening van G.J.Pouw uit de Basiscursus Vrijwillig Molenaar die de situatie rond pen en pensteen nog eens verduidelijkt:

 

1 = broekbalk

2 = broekstuk

3 = tegelsteen

4 = penbalk

5 = springbeugel

6 = pensteen